|
||||||||
Voor zover ik het kan nagaan, schreven we op deze pagina’s niet eerder over dit bijzondere trio, dat ons hier komt verrassen met een indrukwekkend mooie derde plaat. De drie muzikanten zijn afkomstig uit drie verschillende landen: Anders Hall komt uit Zweden, Olav Luksengard Mjelva uit Noorwegen en Kevin Henderson uit Shetland. Die laatste eilandengroep is tegenwoordig deel van Schotland, maar is historisch erg nauw met Scandinavië verbonden en er tot op vandaag nog altijd nauwer mee verwant qua taal en cultuur dan met het huidige Schotse “moederland”. Dat ondervonden ook de drie muzikanten, die met hun vijf types vioolwerk (“gewone” viool, altviool en hardanger fiddle) al heel snel een gemeenschappelijke sokkel ontdekten, waarop ze nu al voor de derde keer hun nieuwe werk kunnen bouwen. Op deze nieuwe plaat combineren ze traditionele melodieën met nieuw, zelfgeschreven werk -al dan niet samen- en wat je als luisteraar opvalt, als je de plaat een paar keer gehoord hebt, is, enerzijds, hoezeer de nieuwe composities in lijn gebracht worden met de oude dansen en anderzijds hoe rijk de klank van het trio wel is. De plaat is weliswaar in een studio opgenomen, maar wel in de setting waarin de drie live spelen en op dezelfde manier, in één forse ruk door, alsof ze met een leve concert bezig waren. Dat heeft het voordeel dat je meteen meegenomen wordt in de bijzondere formule en dat je ook meteen kan profiteren van de vaststelling dat 1+1+1 veel meer is dan 3. Geopend wordt met “Scottische Kerlou”, van de hand van de naar Bretagne uitgeweken Schotse uillean piper Calum Stewart. Wat een “scottisch’ is, weten Vlaamse folkies mar al te goed en Kerlou is de naam van het dorp nabij Quimper, waar Stewart uiteindelijk neergestreken is. Daarna volgt een combinatie tussen een melodie die Henderson schreef bij de geboorte van zijn oudste zoon, met een Shetlandse traditional, “Up Da Stroods Da Sailor Goes”. “Bas-Pelles Eriks Brudspolka” van de legendarische Zweedse fiddler Per Westberg en via het tweetal “Be Nort Da Dykes O’Voe/Deltingside” maken we kennis met de zogeheten “John Stickle Collection”, een verzameling Shetlandse deunen, bijeengebracht in de jaren ’40 door fiddler John Stickle en zijn familie, waar fiddlen kennelijk een soort van basisbezigheid was. Een eigen werk van Mjelva heet nogal grappig “Don’t Drink and Dance” en net daarna wordt “Adam’s Nightmare” een ode aan een andere reus uit de Britse, in dit geval Schoyse, folk, Adam Sutherland. Helemaal uit Hälsingland, Zweden komt “En Konstig Fan”, dat van de hand is van de legendarische fiddler Emil Olsson, een man van wie het levensverhaal een dagje internetklikken waard is, net zoals je heel war bijleert, als je gaat zoeken naar Erik Öst, de componist van filmmuziek, van wie “Myrstacken” geleend wordt. Een ode aan het Finse gezelschap Frigg -we konden hen een jaar geleden nog aan het werk zien in Bozar- is van de hand van Mjelva, die wellicht ook de aanbrenger was van het traditionele “Vrengja”. De afsluitende titeltrack -een verwijzing naar de erg strenge vorst, die telkens weer zijn eiland mooier maakt dan het anders al is, is dan weer een Henderson-compositie. Daarmee hebben we weliswaar alles overlopen, maar heeft u nog niks gehoord. Wel, er is keuze te over op het web. Ik zou daar gebruik van maken, als ik u was, want wat deze drie meesterlijke muzikanten ten gehore brengen, is werkelijk inuek: drie tradities die bijeenkomen en op die manier iets wonderlijks en ongehoords tot stand brengen. Sterk, bijzonder sterk! (Dani Heyvaert)
|
||||||||
|
||||||||